Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6773

Datum uitspraak2007-10-23
Datum gepubliceerd2007-10-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers670112-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Poging doodslag kind niet bewezen. Vrijwillige terugtred


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector strafrecht parketnummer: 670112-07 datum uitspraak: 23 oktober 2007 op tegenspraak raadsvrouw: mr. A.M. Crouwel VONNIS van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op 24 juni 1978, wonende te [plaats]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 oktober 2007. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat zij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, op of omstreeks 30 augustus 2006, te Groningen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (haar dochter) [slachtoffer] (geboren op 12 januari 2001) van het leven te beroven, (telkens) met dat opzet de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat zij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, op of omstreeks 30 augustus 2006, te Groningen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (geboren op 12 januari 2001), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat zij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, op of omstreeks 30 augustus 2006, te Groningen, (telkens) opzettelijk mishandelend bij een persoon (te weten [slachtoffer] geboren op 12 januari 2001), de keel heeft dichtgeknepen en/of dichtgehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Vrijspraak De raadsvrouw heeft ter terechtzitting, ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde, in de eerste plaats aangevoerd dat niet is bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zodat zij van deze feiten moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt tan aanzien van dit punt het volgende. Gezien de verklaringen van verdachte, [getuige] en [getuige], in combinatie met het bij het slachtoffer geconstateerde letsel als vermeld in de medische verklaring, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de keel van het slachtoffer enige tijd heeft dichtgeknepen/-gehouden. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van dit gedrag en uit hetgeen algemene ervaringsregels leren valt opzet op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel af te leiden, in die zin dat hiermee welbewust de aanmerkelijke kans op een dergelijk gevolg wordt aanvaard. Hierbij is door de rechtbank overigens aangenomen dat bedoeld letsel het gevolg is geweest van verstikkend geweld, zoals genoemd in de medische verklaring, nu dit passend is bij de afgelegde -hiervoor genoemde- verklaringen. Voor één van de andere mogelijke oorzaken van het letsel – hevig braken of hevig hoesten door het slachtoffer – die daarin worden genoemd, is immers in het dossier of anderszins geen enkel aanknopingspunt te vinden, zodat die oorzaken niet aannemelijk zijn geworden. De raadsvrouw heeft, ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde, voorts betoogd dat de poging niet bewezen kan worden omdat sprake is geweest van een vrijwillige terugtred. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Verdachte heeft in dit verband, zowel op de zitting als bij de politie, verklaard dat zij schrok toen zij het gezicht/de ogen van het slachtoffer zag en merkte dat zij het slachtoffer vast hield en dat zij haar vervolgens meteen heeft losgelaten. Nu uit het dossier niet blijkt dat dit terugtreden, waarbij overigens verder niemand aanwezig was, uitsluitend of in overwegende mate heeft plaatsgevonden onder invloed van uitwendige prikkels, is de rechtbank van oordeel dat moet worden aangenomen dat dit het gevolg is geweest van een spontaan, uit de eigen wil van verdachte voortvloeiend besluit om te stoppen met de uitvoering van het misdrijf waar zij mee begonnen was. Het beroep op vrijwillige terugtred moet daarom worden gehonoreerd. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: zij op 30 augustus 2006, te Groningen, opzettelijk mishandelend bij [slachtoffer] (geboren op 12 januari 2001), de keel heeft dichtgeknepen en dichtgehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden; De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffout hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad. Kwalificatie Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op: (meer subsidiair) Mishandeling. Strafbaarheid van verdachte De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. De rechtbank leidt uit dossier, en in het bijzonder uit het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 4 oktober 2007 af dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank zal dat gegeven in haar beoordeling meewegen. Motivering straf Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en een aangaande haar persoon opgemaakt rapport, alsmede de vordering van de officier van justitie. Taakstraf De rechtbank is van oordeel dat voor het bewezen verklaarde strafbare feit aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, moet worden opgelegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van deze straf en de omvang hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, haar eigen dochter, geschonden door haar keel dicht te knijpen. Op zichzelf levert dit een ernstig strafbaar feit op. Anderzijds kan deze mishandeling, zoals overwogen, in verminderde mate aan verdachte worden toegerekend. Verder komt uit het reclasseringsrapport naar voren dat verdachte na het plegen van het feit tot en met 5 januari 2007 op vrijwillige basis opgenomen is geweest op de gesloten E unit van de Kortdurende Klinische Psychiatrie (KKP) van de GGZ Groningen Zuid en dat zij daar nadien heeft deelgenomen aan (dag)behandeling en contact heeft onderhouden met haar psychologe. Verdachte werkt dus uit eigen beweging al volledig mee aan de behandeling van haar problematiek. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat thans volstaan kan worden met het opleggen van een voorwaardelijke taakstraf en dat verplicht reclasseringstoezicht, zoals door de officier van justitie gevorderd, niet in de rede ligt. Toepasselijke wettelijke voorschriften De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: - verklaart het primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. - verklaart het meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar. - verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar. - verklaart het meer subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. - veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot: een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 60 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht. Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, M.J.B. Holsink en G.H. Boekaar, in tegenwoordigheid van A.J. Tholen, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 oktober 2007.